Print

Op 29 juni 2023 heeft Staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) mede namens de minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) een brief met de uitkomsten van het vervolgonderzoek naar de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen aan de Tweede Kamer gestuurd. Naar aanleiding van het vervolgonderzoek stelt het kabinet 8 concrete stappen voor.

 

Het kabinet heeft de volgende tien onderzoeksvragen geformuleerd:

  1. Hoe kan een beter onderscheid worden gemaakt tussen ondernemings- en beleggingsvermogen voor de BOR en DSR ab (naast het wettelijk aanmerken van aan derden verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen in de BOR en de DSR ab)?
  2. Kan de toegang tot de DSR ab en BOR beperkt worden tot reguliere aandelen waarmee daadwerkelijk ondernemingsrisico wordt gelopen, bijvoorbeeld reguliere aandelen met een stemrecht? En hoe kunnen deze aandelen worden gedefinieerd?
  3. Is het wenselijk om de dienstbetrekkingseis in de DSR ab te laten vervallen dan wel anders vorm te geven?
  4. Is het mogelijk om de huidige bezits- en voortzettingseis in de BOR zodanig aan te passen dat deze positiever uitpakken voor de flexibiliteit van ondernemingen (wijziging ondernemingsactiviteiten), waarbij alleen reële bedrijfsopvolgingen in aanmerking komen?
  5. Is het mogelijk om toepassing van de DSR ab en BOR te beperken tot een eenmalige toepassing, zodat meermaals gebruikmaken voor dezelfde onderneming tussen dezelfde personen niet mogelijk is?
  6. Kan navolging gegeven worden aan de aanbevelingen die het CPB doet om het gebruik van de doorschuifregelingen beter te registeren en in aangiftes op te nemen?
  7. Welke beleidsopties die het CPB geeft voor een doelmatiger regeling zijn wenselijk?
  8. Welke knelpunten in de uitvoering die de Belastingdienst heeft gesignaleerd, kunnen verholpen worden?
  9. Welke knelpunten in de uitvoering die ondernemers signaleren, kunnen verholpen worden?
  10. Wat is de verdeling van ondernemings- en beleggingsvermogen in de BOR?

Ten aanzien van onderzoeksvraag 8 (Welke knelpunten in de uitvoering die de Belastingdienst heeft gesignaleerd, kunnen verholpen worden?) merkt de staatssecretaris op dat deze knelpunten zo goed mogelijk zijn meegenomen in het beantwoorden van andere onderzoeksvragen. Samengevat ziet de Belastingdienst twee categorieën.

-    Ten eerste zijn er gevallen waarbij de vraag gesteld kan worden of er wel sprake is van een reële bedrijfsopvolging.

-    Ten tweede blijkt het onderscheid tussen ondernemings- en beleggingsvermogen in de praktijk vaak lastig.

Naar aanleiding van het eerste knelpunt kiest het kabinet ervoor het aandelencriterium aan te scherpen (ten minste 5% reguliere aandelen, zie beantwoording onderzoeksvraag 2) en constructies aan te pakken (zie beantwoording onderzoeksvraag 5).

Het kabinet stelt ook maatregelen voor om een scherper onderscheid te creëren in beleggings- en ondernemingsvermogen. Te denken valt aan het uitsluiten van aan derden ter beschikking gestelde onroerende zaken voor de BOR en DSR ab, bedrijfsmiddelen die gemengd worden gebruikt, globaal gezegd, enkel laten kwalificeren voor de BOR en DSR ab voor zover voor bedrijfsdoeleinden in de onderneming gebruikt en het afschaffen van de doelmatigheidsmarge (zie ook de beantwoording op onderzoeksvraag 1).

Naar aanleiding van het vervolgonderzoek stelt het kabinet de volgende concrete stappen voor:

  1. De vrijstelling in de BOR wordt aangepast, zodat vanaf 2025 100% van de goingconcernwaarde tot € 1,5 miljoen wordt vrijgesteld, en 70% van het meerdere;
  2. De 5% doelmatigheidsmarge voor de BOR en DSR wordt afgeschaft;
  3. Bedrijfsmiddelen die zowel voor andere dan de bedrijfsdoeleinden van de onderneming als zakelijk worden gebruikt (zoals privé-doeleinden), kwalificeren slechts voor de BOR en DSR ab voor zover deze voor bedrijfsdoeleinden in de onderneming worden gebruikt;
  4. Toegang tot de BOR en DSR ab wordt beperkt tot reguliere aandelen met een minimaal belang van 5% in het geplaatste kapitaal;
  5. De dienstbetrekkingseis in de DSR ab vervalt;
  6. De BOR en DSR ab kunnen bij schenking slechts worden toegepast als de verkrijger minimaal 21 jaar is;
  7. De bezits-en voortzettingseis in de BOR worden versoepeld;
  8. Constructies (rollator-investeringen en dubbel-BOR) in de BOR worden aangepakt.

 

De volledige tekst van de brief van 29 juni 2023 kunt u hier Vinden.

 

Copyright – internationaltaxplaza.info

 

 

Follow International Tax Plaza on Twitter (@IntTaxPlaza)