The next meeting of the European Parliament’s Committee of Inquiry into Money Laundering, Tax Avoidance and Tax Evasion (PANA) will take place on May 30, 2017. During this meeting PANA will hold hearings with Mr. Jean-Claude Juncker (European Commission President) and Mr. Fernando Rocha Andrade (Portuguese Secretary of State of Tax Affairs).

On May 18, 2017 the Dutch Government opened a consultation regarding its intention to expand the application of the btw-herzieningsregels (VAT-revision regulations) to so-called costly services. For doing so the Dutch Government intends to amend the Articles 13 and 14 of the Uitvoeringsbeschikking Omzetbelasting. The consultation will run until June 15, 2017.

On May 18, 2017 the Court of Justice of the European Union (CJEU) judged in Case C-624/15, ‘Litdana’ UAB versus Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos (with as third party: Klaipėdos apskrities valstybinė mokesčių inspekcija) (ECLI:EU:C:2017:389).

The request for a preliminary ruling concerns the interpretation of Article 226(11) and (14) and Article 314(a) and (d) of Council Directive 2006/112/EC of 28 November 2006 on the common system of value added tax, as amended by Council Directive 2010/45/EU of 13 July 2010 (‘the VAT Directive’).

 

The request has been made in proceedings between ‘Litdana’ UAB and the Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos (State Tax Inspectorate under the Ministry of Finance of the Republic of Lithuania, ‘the State Tax Inspectorate’) concerning that authority’s refusal to grant Litdana the right to apply the margin scheme when calculating value added tax (VAT) in relation to the sale of second-hand vehicles acquired from a Danish undertaking.

Op 17 mei 2017 heeft het  Europese Hof van Justitie (EHvJ) uitspraak gedaan in de zaak C-365/16, Association française des entreprises privées (AFEP), Axa SA, Compagnie générale des établissements Michelin SCA, Danone SA, ENGIE SA (voorheen GDF Suez), Eutelsat Communications SA, LVMH Moët Hennessy-Louis Vuitton SE, Orange SA, Sanofi SA, Suez Environnement Company SA, Technip SA, Total SA, Vivendi SA, Eurazeo SA, Safran SA, Scor SE, Unibail-Rodamco SE, en Zodiac Aerospace SA tegen Ministre des Finances et des Comptes publics (ECLI:EU:C:2017:378).

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 4, lid 1, onder a), en artikel 5 van richtlijn 2011/96/EU van de Raad van 30 november 2011 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, zoals gewijzigd bij richtlijn 2014/86/EU van de Raad van 8 juli 2014 (hierna: „moeder-dochterrichtlijn”).

 

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen, enerzijds, Association française des entreprises privées (AFEP) en 17 vennootschappen (hierna: „AFEP e.a.”) en, anderzijds, de ministre des Finances et des Comptes publics (minister van Financiën en Overheidsrekeningen, Frankrijk) over een beroep tot nietigverklaring van een bestuursrechtelijke doctrine betreffende de extra heffing in de vennootschapsbelasting waaraan een ingezeten moedermaatschappij kan worden onderworpen bij de uitkering van winst, met inbegrip van de winst die zij ontving van haar niet-ingezeten dochterondernemingen.

On May 17, 2017 the European Commission released its “May infringements' package: Part 1: key decisions”. One of the key decisions is the Commission’s request to France to abolish withholding tax imposed on non-resident companies in deficit.

Submit to FacebookSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn
INTERESTING ARTICLES